Nationale Parken van Spanje

Aigüestortes: De woeste tuin
Hoewel het onmogelijk is om in termen van estetica te praten als je het over de natuur hebt, is het zeker dat het Nationale Park Aigüestortes i Estany de Sant Maurici één van de prachtigste en meest idyllische plekken is, die een mens van deze tijd nog kan bezoeken. Eerder dan wild natuur lijkt het het werk van een vlijtige tuinman, die alles tot op het kleinste detail verzorgt.


Het gebied werd op 21 oktober 1955 Nationaal Park verklaard en in 1966 uitgebreid. Gelegen in de centrale Pyreneën, ten noordoosten van Lérida (Lleida in het catalaans), ligt het op een hoogte dat schommelt tussen 1.200 en de 3.033 meter, die de hoogste top, el Pico Comaloforno, bereikt. Er heerst een bergklimaat, met veel regen in de herfst en zelfs in de lente en sneeuw in de winter, te zien aan de aanwezigheid van een veelheid aan kleine meertjes, gletsjers, conifeerbossen en alpenweiden. Onder de flora zijn aan te treffen: de spar, zwarte den, wilde berk, berk, beuk, lijsterbes, hazelaar, arnica, rododendron, bosbes, strobloem... De aanwezige fauna is o.a. degems, de pyrenese muskutrat, de adder, vele vlindersoorten en en diversiteit aan vogels, zoals de zwarte specht en aan roofvogels, zoals de koningsadelaar.


Een prachtige, maar zware excursie is naar de marmotten van het Estany de Cavallers, één van de vele mogelijkheden om het park te voet te bezoeken. Je kan er veelvuldig alpinistencursisten met hun leraar aantreffen, die er aan de steile wanden die het meer afschermen, bungelen. Vanuit Boi bestaat een taxi-pendel van persoonsbusjes, die de bezoeker naar boven brengt, waar hij/zij rustig kan wandelen door de uitgestrekte bossen. Ook veel bezocht is de route" l'isard" van Espot naar het Estany (het catalaanse woord voor "meer") de Sant Maurici langs sparrenbossen, waar je met een beetje geluk gemsen kan zien en koningsadelaars. Een goede verrekijker kan daarbij van groot nut zijn.


Zwemmen in de rivieren of de meren is daarbij overigens niet toegestaan net zo min als vrij kamperen. Binnen het park is het aanbod van campings zeer gevariëerd.


Het is aan te raden om adecuaat gekleed te gaan tijdens een excursie binnen de grenzen van het park: goede wandelschoenen, een regenjas in de rugzak, en zich van te voren op de hoogte te laten stellen over weersomstandigheden en lawinerisico in bepaalde zones. Er zijn zes berghutten, die binnen het zeizoen toegankelijk zijn voor een ieder, die het park bezoekt, hoewel het aan te bevelen is zich daarover te laten informeren in het bezoekercentrum in Boí of in Barruera. Andere bezoekerscentra zijn vinden in Caldes de Boi en in Espot.

>>Kijk ook op internet.


Cabañeros: Bijna militair gebied
Het had niet zoveel gescheeld of Cabañeros, in plaats van Nationaal Park, was het grootste militaire gebied van Europa geweest. Dat was in elk geval wat het Ministerie van Defensie, toen die in 1982 een goede plek zocht voor training van haar piloten, voor ogen had. Het grootscheeps protest van milieu-activisten, landeigenaars en inwoners van de streek hield dat uiteindelijk tegen. Niet lang daarna, in 1988, werd het door de regionale regering van Castilla-La Mancha Natuurreservaat verklaard. Niet zo lang geleden, in 1995, kreeg het gebied een nationale bescherming toegewezen.


Cabañeros bevindt zich in het uiterste noordoosten van Ciudad Real en loopt zelfs wat uit in de provincie Toledo. Het bestrijkt de gebergten van Toledo, de massieven van Chorito en Rocigalgo, in het noorden, en de Sierra de Miraflores, in het zuiden. In 1243 verruilde koning Fernando III enkele van zijn bezittingen met de Kerk en behield de gebergten van Toledo, welke hij aan de stad Toledo verkocht. Het gebied werd nadien vooral gebruikt voor de hout- en houtskoolproduktie. In de vorige eeuw waren de landerijen, die nu het Nationaal Park vormen, in handen gekomen van enkele landeigenaars, en voornamelijk gebruikt voor de landbouw.


Er heerst een mediterraans landklimaat in het gebied, met droge zomers (een gemiddelde van 24º C.), regen in het voor- en najaar. In de winter is de temperatuur niet al te laag (een gemiddelde van 4º C.). De flora, die men er kan aantreffen, is vooral de steeneik, de dwergeik, de kurkboom, de berk, de taxboom, de spar, wilde rozemarijn, hulst, bezemdophei, kamperfoelie, etc. Roofdieren worden er vertegenwoordigd door de iberische lynx, de bergkat en diverse martersoorten, waaronder de wezel. Verder vindt men er herten, reebokken, otters en hazen. Het gebied bezit ook een grote variatie aan vogelsoorten, zoals de zwarte gier, de lammergier en de keizersarend. Zeer zeldzaam is ook de zwarte ooievaar.


Cabañeros is gemakkelijk via de spaanse autosnelwegen te bereiken. Vanaf Toledo kan men in zuidwestelijke richting naar Las Ventas con Peña Aguilera reizen, waarvandaan dan de N-403 genomen kan worden tot aan Pueblo Nuevo del Bullaque. Vanaf Ciudad Real is het dezelfde weg, om later richting Alcoba en vervolgens naar Horcajo en Retuerta del Bullaque te rijden. In het park zelf is het slechts toegestaan om vrijelijk over de zgn. Ruta del Estena te circuleren.


Het is aan te raden om alvorens het park te bezoeken even aan bezoek te brengen aan het Organismo Autónomo Parques Nacionales, Gran Vía de San Francisco, 4 in Madrid (Tel. 91 597 54 00) of Internet te raadplegen op het volgend adres: www.mma.es: 8088/odmma/pn/.
Het bezoekadres van het Nationaal Park zelf is:
Crta. de Torrijos, s/n
13194 Pueblo Nuevo del Bullaque (Ciudad Real)
926 78 32 97
E-mail:cabaneros@mma.es.

Cabrera: Mediterraans paradijs
Cabrera is een kleine eilandengroep ten zuide van Mallorca, het grootste eiland van de Balearen. Het ligt ongeveer een uur varenb van de Colonia de Sant Jordi. Het grootste eiland van dit archipel (1.152 ha.) geeft het haar naam. Ill dels Conills is het tweede eiland in grootte (136 ha.) en verder is er sprake van enkele rotsen, die boven de golven van de Middellandse Zee uitkomen, met namen als: Na Plana, Na Redona, L´Esponja....


Sinds 1991 is Cabrera nationaal Park, het enige met deze karakteristieken: maritiem-landelijk. Je kan wel zeggen dat er hier meer water beschermd wordt dan land: van de 10.021 ha. die het park bevat slechts 15% is niet nat.


Ook dit gebied was lange tijd in handen van het spaanse leger -en dat is één van de balangrijkste redenen waarom het niet onder voet gelopen werd door massatoerisme dat in de jaren 60 in opkomst kwam- en slechts dankzij druk van milieu-aktivisten en de organisatie WWF/Adena is het gelukt het een status onder het Ministerie van Milieu te krijgen. Het is een insulair ecosyteem dat door de mensenhand nauwelijks aangetast is, ondanks dat militaire oefeningen het ook niet veel goeds hebben kunnen doen.


Het water is er zo helder dat het licht tot in de diepte door kan dringen, wat het bestaan van enorme "velden" van algen, koralen en andere zeeaterplanten bevorderd. Er zwemt een grote diversiteit aan vissoorten rond, zeeschildpadden en verschillende zoogdieren, die in het zeewater leven. Dolfijnen komen nog wel eens nieuwsgierig in de buurt van de boten zwemmen.


Gedurende de boottocht, die langs de eilanden gemaakt kan worden, kan men ook allerlei zeewatervogels rond zien vliegen: visarenden, zeevalken, stormvogels, aalscholvers... Op de eilanden zelf zijn onder andere tien verschillende hagedissensoorten te vinden.


Aanbevolen routes: Het Nationaal park is hoofdzakelijk te bezoeken met gidsen. In groepen van 60 personen kan men gratis van deze diensten gebruik maken. Dit gaat dan langs het kasteel (het oudste en meest interessante bouwwerk op het eiland), het monument dat werd opgetrokken ter herinnering aan de krijgsgevangenen, die in de Napoleontische oorlogen op Cabrera zijn gestorven, het museum d'es Celler en de stranden van s'Espalmador y Pagès (welke zonder negeleiding gedaan kunnen worden). Bij terugkeer op Mallorca wordt kortstondig gestopt op Cova Blava. 's Zomers kunnen de bezoekers die in de haven overnachten onder begeleiding naar de vuurtoren van Punta Ensiola, de langste tocht (4 uur) of naar La Miranda.

Het is aan te raden om voedsel mee te nemen, omdat er geen winkels op het eiland zijn. Ook hotels of campings zijn er niet.


Adressen:
Plaza de España 8, 1º
07002 Palma de Mallorca.
971 72 50 10 of:
Gran Vía de San Francisco, 4
28071 Madrid
915 975 400.

(In de haven van Cabrera bevindt zich een informatiekantoortje, waar o.a. vergunningen voor onderwaterduiken kunnen worden angevraagd).

Caldera de Taburiente: Ravijnen, water en vooral veel stilte
La Caldera de Taburiente is een optelsom van hoogtes en dieptes, bergen en vulkanen, hoogtvlakten van acht kilometer breed en 2000 meter hoog, een veelheid van waterbronnen, meren, watervallen en beken, in het hart van het Canarische eiland La Palma. Dit alles samen werd in 1954 tot Nationaal Park uitgeroepen.


De begroeiing van dit grillig landschap, dat zijn bestaan te danken heeft aan de hoge vochtigheid, is zeer exclusief: Canarische dennebossen domineren tussen andere botanische zeldzaamheden.


Voor de bevolking van La Palma is La Caldera een symbool van haar identiteit. Niet alleen vanwege het belang dat het Natuurpark voor ze heeft, maar vooral ook vanwege de natuurlijke voorraad aan vruchten en groenten, dat er opgeslagen is. Negentig procent van de 4690 hectaren, die het Nationaal Park beslaan, is eigendom van 1800 landbouwers, die daardoor recht hebben op een proportioneel deel van het water om hun land mee te besproeien.


Behalve om haar natuur is La Caldera de Taburiente ook uit archeologisch oogpunt van groot belang omdat er resten aangetroffen werden van de zg. Benahori, de oorspronkelijke bevolking van één van de kleinste eilanden van de archipel. Een andere interessante plek is het astrofysisch observatorium op de zg. Roque de los Muchachos (2462 meter hoog), een wetenschappelijk centrum voor sterrenkundigen over de gehele wereld.


Bij El Paso, op de TF-812, daar waar het bezoekerscentrum zich bevindt, kan men het Park binnentreden. Om daar te komen, kan men de zgn. "guaguas" (bussen) nemen van Santa Cruz de La Palma naar Los Llanos de Aridane. Bij het bezoekerscentrum begint een weg, die zich uitvouwt naar La Cumbrecita, en van daar naar de Hermitage van Pino en de weg van Valencia. Die drie punten zijn uitgangspunten van vele wandelroutes.

Een mooi alternatief is het pad dat leidt tot Los Brecitos vanaf Los Llanos de Aridane.


Het bezoekerscentrum 
In El Paso kunt u de nodige informatie opdoen voor het bezoek aan het Nationaal Park. Binnenkort wordt er een tweede bezoekercentrum geopend bij El Roque de los Muchachos. De belangrijkste "stops" binnen het park -La Cumbrecita, el Roque de los Muchachos en langs de weg van Lomo de Los Caballos naar Los Brecitos- beschikken ook over -beperkte- informatiepunten.

Camping. Er is een gebied waar het is toegestaan om te kamperen en wat te voet te bereiken is vanaf Los Brecitos. Het ligt in het hart van het Park en heeft plaats voor zo'n 100 mensen. Er moet wel eerst toestemming voor gevraagd worden in het bezoekercentrum. (922 49 71 00).

Doñana: Bewegende duinen en watervogels
Doñana herbergt dankzij zijn ligging tussen de rivier de Guadalquivir en de Atlantische Oceaan het grootste en belangrijkste watervogelreservaat van Europa. In 1969 werd het Nationaal Park verklaard, waarna het in 1978 uitgebreid werd tot 50.720 ha. in oppervlakte binnen de provincies Sevilla en Huelva. In 1994 werd het Internationaal Natuurmonument verklaard. De natuur, die Doñana biedt, wordt constant bedreigd door rampen en vervuiling, maar tot nu kon het zich gelukkig handhaven.


Het horizontale karakter van het Park is wat het meest opvalt, want er is een hoogteverschil van nauwelijks 47 meter tussen het hoogste punt en het kustgebied. Ondanks dat bezit het een uiterst gevariëerde natuur, met wadden, moerassen en duingebied, welk voortdurend aan veranderingen onderhevig zijn.
Doñana is bovendien een streek die gedurende duizenden jaren verschillende culturen heeft gekend. Er gaan legendes de ronde dat hier Tartessos, een stad die deel uitmaakte van het mythische rijk van Atlantis, gebouwd werd en er zijn archeologische vondsten gedaan, die getuigen van vroegere aanwezigheid van Etrusken, Phoeniciërs, Grieken en Romeinen, ondanks dat de bevolking van Doñana altijd vrij schaars geweest.


De belangrijkste factor dat Doñana als natuurgebied geconserveerd werd is te danken aan zijn speciale jachtstatus voor koningen en edelen sinds de dertiende eeuw. Dit zorgde voor een relatieve "maagdelijkheid" van het gebied tot diep in de twintigste eeuw.


Er bestaat een anecdote dat de naam Doñana ontleend is aan Doña Ana de Mendoza y Silva. Deze dochter van een prinses en gemalin van de zevende Hertog van Medina Sidonnia woonde hier in een paleis, dat speciaal voor haar tussen de moerassen werd gebouwd. Vandaar dat de plek bekend werd als "Coto (landerij) de Doña Ana", en later gemakshalve als "Coto Doñana".
Dankzij de uitzonderlijke ligging van Doñana tussen Afrika en Europa is het bij uitstek een aanlegpunt voor honderden reizende vogelsoorten (80% van de vogels die jaarlijks naar Europa vliegen), die elkaar ook nog per seizoen afwisselen. De flamingo is er slechts één van.


Andere vogels hebben er een permanent verblijf: de keizersadelaar, die alleen in Spanje nog aan te treffen is en met uitsterving bedreigd wordt, wilde duiven, de raaf, verschillende wouwensoorten, de ooievaar, lepelaar, reiger...


Onder de zoogdieren, reptielen en vissoorten zien we allereerst het dier waar Doñana nog al eens mee geïdentificeerd wordt: de iberische lynx, waarvan nog maar nauwelijks tussen de 500 en 800 over het gehele schiereiland verspreid zijn (50 daarvan bevinden zich in Doñana). De llynx is een roofdier dat veel territorium nodig heeft en vele jongeren onder hen worden daarom verplicht om grote afstanden af te leggen, wat in de meeste gevallen niet overleefd wordt. Sommigen worden door auto's overreden, weer anderen komen in valstrikken, gelegd door stropers of boeren.


Verder zijn er herten en damherten, everzwijnen, vossen, wezels in Doñana. Onder de reptielen bevinden zich de adder en andere slangen, en vele hagedissensoorten.

Bezoekerscentrum 

In Doñana zijn vijf bezoekerscentra met informatiebalies, exposities, film- en diavoorstellingen, etc:
Huelva: El Acebuche 959 44 87 11
La Rocina, 959 44 23 40
Palacio de Acebrón, 6 km. van La Rocina.
Sevilla: José Antonio Valverde Aznalcázar
Cádiz: Fábrica de Hielo, 956 36 38 13.

Garajonay: Het ondoordringbare woud
Er zijn tijden geweest, miljoenen jaren geleden, dat de mediterraanse kuststroken geheel bedekt waren met een enorm ondoordringbaar woud. Zachte temperaturen en een permanent hoge vochtigheidsgraad in de lucht waren daar de oorzaak van. Hier kwam een einde aan toen de IJstijden hun opwachting begonnen te maken: beetje bij beetje verloren deze oerwouden terrein totdat ze bijna in hun geheel verdwenen.


Op Gomera, één van de kleinere eilanden van een archipel dat vlakbij de Afrikaanse kust ligt, maar door de geschiedenis aan Spanje toebedeeld werd, heeft zo'n woud zich door de eeuwen heen in stand weten te houden. Deze eilandengroep, Islas Canarias, ontstaan uit vulkanische erupties, biedt ons behalve Garajonay, nationaal park sinds 1981, meerdere overblijfselen uit die verre tijden, op Tenerife, Palma en Hierro. Zoals je op het eerste gezicht wellicht zou denken, komt de naam "Canarische eilanden" niet omdat er zoveel kanaries aanwezig zijn (geweest), maar eerder van het latijnse woord "Can" dat hond betekent en de geografische lijnen van het grootste eiland, Gran Canaria.


Garajonay heeft zijn naam te danken heeft aan een oude legende van de oorspronkelijke bevolking over de liefde van Gara en Jonay, twee kinderen van verschillende stammen, die niet met elkaar mochten huwen en de dood prefereerden na een vlucht door de diepe wouden van wat nu dus Garajonay heet boven een levenslange scheiding. Het park bestaat uit 3.984 ha. van het hoogste gedeelte van het eiland, dat 373 km2 aan oppervlakte heeft. Het is vooral interessant vanwege zijn dichte bosstructuren, maar er zijn ook zeldzame diersoorten aan te treffen, vooral insecten, waarvan er ongeveer 1.000 soorten aan te treffen zijn -150 daarvan komen alleen op Gomera voor- en een bijzondere zwarte spin, die hier veel voorkomt, de zg. Eresus crassitibalis, met een nogal pijnlijke beet, en een sprinkhaan zonder vleugels, de Acrostira bellamyi, de meest verrassende zijn. Verder treffen we er 38 vogel-, drie reptiel-, vier vleermuis- en één kikkersoort aan. Gegeven de situatie zijn de meeste species natuurlijk insecteneters. Onder de vleeseters heb je de sperwer, de buizerd en de ransuil.


e oorspronkelijke bevolking, die waarschijnlijk al in ongeveer 2.500 v. C. voet aan wal zetten, moeten gezien hun gewoonten en tradities van noord-afrikaanse afkomst zijn geweest, waarschijnlijk Berbers. Het waren herders en verzamelaars van vruchten en planten, die de bossen hun leverden, en leefden in grotten of kleine bij elkaar staande hutten. In de vijftiende eeuw begonnen eerst de Portugezen en later de Spanjaarden de kusten te frequenteren, aanvankelijk met vredlievende bedoelingen. In de ontdekking van Amerika speelde Gomera een belangrijke rol. Hier legde Columbus voor de laatste keer aan voor de andere kant van de Atlantische Oceaan te bereiken.

Informatie

922 87 01 05.
Fax: 922 87 03 62.
E mail: garajonay@mma.es
Organismo Autónomo Parques Nacionales. T. 91/597 54 00.
Internet:
www.mma.es:8088/odmma/pn/

Sierra Nevada: Een scharnier tussen Afrika en Europa
De geologische geschiedenis van de Sierra Nevada begon miljoenen jaren geleden, toen het zuiden van het Iberische schiereiland vastzat aan het Afrikaanse continent. Specialisten beschouwen dat Afrika, geologisch gezien dan, hier begint.


De waarde van de Sierra Nevada als beschermd natuurreservaat is natuurlijk onschatbaar, vooral in tijden waarin elke dag tientallen planten- en dierenspecies in onze wereld definitief verdwijnen. Hier treffen we 2.000 planten- en 8.000 dierensoorten aan. Onder hen zijn er 66, die slechts in dit gebied leven en nergens op andere plekken op aarde.


Sierra Nevada heeft altijd een bijzondere aantrekkingskracht gehad op de mens. De eerste nederzettingen dateren al van 3450 v. C., in de 'Cueva de los Murciélagos' (Vleermuizengrot), in Abuñol. Later arriveerden de Romeinen, die er ondermeer de kastanje introduceerden. Deze inmiddels in Europa alledaagse specie kwam voordien slechts voor in Azië. Vanaf de 8ste eeuw tot 1613 woonden er de Moren, die er een duidelijke arabische invloed in de dorpen en het bewerkte land hebben achtergelaten. Tegenwoordig zien we dat de Sierra Nevada in haar meest herbergzame gedeelte, La Alpujarra, flink bevolkt is. Eén van haar dorpen, Trevellez, is het hoogstgelegen van Spanje.


Het laagst gelegen punt van de Sierra Nevada ligt vlakbij Ohanes, op 1.200 m. Dat is 2.300 m. lager dan het hoogste punt (Mulhacén). Omdat de temperatuur bij een stijging van 100 meter ongeveer 1ºC daalt, is het niet te verbazen dat hier een mozaïek van habitats aan te treffen zijn, waardoor we ons in zeer verschillende natuurrealitieten kunnen terugzien, van een rotsachtig landschap van steeneiken tot een masssief met wilde dennen.

Ecosystemen: Alpenweiden, rotslandschappen, woestijn, eikenbossen, dennenbossen ...
Flora: Viooltje van de Sierra Nevada, sneeuwklaproos, wilde den, kastanje, bosbes, tax, brem, eik, sleedoorn, dwergpalm, berk, ahorn, kamperfoelie, ...
Fauna: berggeit, koningsadelaar, wilde kat, havik, fret, groene specht, adder, ...

Meer informatie

Carretera antigua de Sierra Nevada, km. 7
18071 Pinos-Genil (Granada).
958 48 68 89.
Fac 958 48 60 72.
E-mail: pn.snevada@cma.junta-andalucia.es
Internet:
www.mma.es:8088/odmma/pn/

Ordesa: Het hart van de Pyreneeën
Uitgeroepen op 16 april 1918 was het Nationaal Park Ordesa y Monte Perdido precies drie weken later dan de Montaña de Covadonga, die later nog werd uitgebreid tot "Picos de Europa". Volgens de Griekse mythologie rust hier het lichaam van Pirene, dochter van Bebrix, koning van Narbona. Zij is de naamgeefster van de bergketen, die Ordesa herbergt: de Pyreneeën, een natuurlijke grens, die de geschiedenis van het Iberische Schiereiland heeft bepaald. Vanzelfsprekend accepteert de natuur geen administratieve, door de mens opgelegde verschillen en de "edelweiss" -embleem van Ordesa- of de lammergier verschijnen aan beide kanten, zonder dat het henveel verschil maakt of het Frankrijk of Spanje heet. Desondanks begrenst Ordesa de Spaanse kant met aan de ander kant het Nationaal Park van de Franse Pyreneeën. Haar hoogste toppen zijn: Monte Perdido (3.355 m.), Cilindro de Marboré (3.328 m.) en Soum de Ramond (3.241 m.).


Wat flora betreft zijn de meest voorkomende boomsoorten er de beuk, de den (vooral de zwarte, tussen 1.700 en 2.100 m.) en de spar. Onder de fauna rekenen we op de zeldzame lammergier -daar zijn ongeveer 60 paren van te vinden. Verder kan men er boven in de lucht aangenaam verrast worden door de siluetten van o.a. de buizerd, de slangenarend, de sperwer en de zwarte wouw. Andere vogels die men er kan aantreffen zijn o.a. de koningsspecht en de zwarte specht. Grote zoogdieren zijn er niet: de wolf stierf er uit tegen het einde van de 19de eeuw en de bruine beer huist eerder in de vallei van Arán. Daarentegen wonen er de marter, de otter, de adder...

Picos de Europa: Het begin van de Spaanse natuurbescherming
De geschiedenis van de natuurbescherming begon in Spanje met de Picos de Europa. MIsschien is dat niet zo vreemd als je het gebied bezoekt: de landschappen zijn zo prachtig, overwelmend en groots dat het net foto's zijn. In het begin van de vorige eeuw moet een elite dat ook zo ervaren hebben en zich hard gemaakt hebben voor de onmidddelijke bescherming ervan. Eén van hen was Pedro Pidal, de markies van Villaviciosa. Diens onvermoeibaarheid zag zich in 1918 beloond in het Nationaal Park Montaña de Covadonga (steevast eindpunt van de Koninginnerit van de Vuelta a España). In 1995 werd het park uitgebreid tot 64.660 ha. en kreeg de naam "Picos de Europa".

Het is bekend dat Pelayo hier de reconquista begon tegen de Moren. Nu, eeuwen later, staat de bruine beer voor eenzelfde grootste taak, maar het is nog onbekend of dat met hetzelfde resultaat zal zijn. Gelukkig is het Nationaal Park Picos de Europa ervoor om te zorgen dat zijn biologisch onderkomen in elk geval daar beschermd worden, zodat hun getal (90 stuks in heel Spanje) in elk geval niet terugneemt. Intussen echter komt de bruine beer ook voor in dichtere bossen als Muniellos en Somiedo, of in de oostzone van de Cordillera Cantábrica, bij Riaño, en het noorden van Palencia. Het probleem blijft de scheiding tussen verschillende groepen, wat een heterogene voortplanting in de weg staat.


Verder bevindt zich er de wolf, die verder nergens in Spanje nog voorkomt en een belangrijke rol speelt binnen het ecosysteem van de Picos, omdat ze de groei van andere roofdieren, als de vos, tegenhoudt en zo prooien voor roofvogels in stand houdt. De gems vormt voor 30% zijn voeding. De marterachtigen komen er ook veelvuldig voor. De oehoe, de specht en de slangenarend maken deel uit van de 122 vogelspecies aanwezig.

Ecosystemen: Hooggebergte, veen, gletsjers, bergrivieren, gletsjermeren, berg-weiden, loofbossen, rotslandschappen ...
Flora: Beuk, steen-eik, eik, es, els, mei-doorn, ahorn, hazel, jeneverbes, bezemd-ophei, bosbes, brem ...
Fauna: Bruine beer, wolf, gems, ree, hert, marter, otter, muskusrat, auerhaan, koningsadelaar, aasgier, havik, patrijs, roek, adder, forel ...

Meer informatie

Oficinas del Parque.
Arquitecto Reguera, 13
33004 Oviedo.
985 24 14 12.
Fax: 985 27 39 45
E-mail: picos@mma.es
Internet: www.mma.es:8088/odmma/pn/


Verwacht:
Tablas de Daimiel
Teide
Timanfaya
Islas Cies

Sierra de Guadarrama

Andere natuurparken in Spanje
Monfragüe (zie foto´s op >>Wout´s fotoblog)